Header image  

Door: Leo den Hollander
 
 
    HOME
 

Hendrik Hollander: huwelijks aktes

Hendrik Hollander: aankoop onroerend goed

 

Huwelijk Hendrik Hollander en Annetje van Verhoeven

In het archief van de Wassenaar, destijds ondergebracht in het Rijksarchief te ’s-Gravenhage, zijn Hendrik Hollander en Annetje van Verhoeven te vinden als mede, de namen en geboortedata van hun kinderen. Er is geen informatie te vonden betreffende de geboortedate en –plaats(en) van Hendrik en Annetje zelf. Inmiddels zijn heel veel gegevens verzameld die op dit paar betrekking hebben.
De oudste archiefstukken die tot op heden gevonden zijn over “het geslacht Hollander uit Wassenaar” zijn afkomstig uit “Gerecht Wassenaar” en “Gaarders Wassenaar” en hebben allebei betrekking op het voorgenomen huwelijk in 1724 tussen Hendrik Hollan­der en Annetje van Verhoeven. Deze stukken zijn op dezelfde dag opgesteld, namelijk 24 maart 1724.

Compareerde ter secretarije van Wassenaar en Zuijdwijk Hendrik Hollander J:M: als toekomende Bruijdegom ter eenre met Annetje van Verhoeven J:Dr: beijde woonachtig alhier op den Huijse van Raephorst als toekomende Bruijt ter andere zijde dewelke versogte dat haer soude werden gegeven drie huwelijkse gebooden, omme ’t selve gedaen verder in den huwelijken Staete te werden bevestigt. Actum Wassenaer den 24e Maert 1724.

 

24 maart Hendrik Hollander J:M: met Annetje van Verhoeven J:dr: beijde woonagtig alhier tot Wassenaer op den huijse van Raephorst ‘t Samen voor f Pro deo

De toevoegingen “J:.M:” en “J:Dr:” achter de namen staan voor Jonge Man, resp. Jonge Dochter. Dit zegt niets over de leeftijd, maar betekent dat beiden nog niet eerder getrouwd zijn geweest.
Dat zij “Pro deo” aantekenden, zegt niets over armoe of rijkdom, maar betekent dat er van Hendrik en Annetje geen bezittingen (onroerende goederen) geregistreerd waren.
Uit de ondertekening van het eerste stuk blijkt dat Hendrik goed kon schrijven, gezien zijn vloeiende handtekening. Annetje kon niet schrijven want zij tekende met een kruisje (“Dit merk selfe gestelt bij Annetje van Verhoeven”).
Beiden woonden “op den huijse van Raephorst”. Waarschijnlijk wordt hier het huis zelf bedoelt, en niet bijvoorbeeld een van de op het landgoed aanwezige boerderijen.
Omdat Hendrik goed kon schrijven, zou het kunnen zijn dat hij geen onbelangrijke functie had (rentmeester bijvoorbeeld).
Annetje bekleedde dan een minder vooraanstaande positie (kamermeisje bijvoorbeeld).
De huwelijksafkondigingen werden onder andere gedaan om vast te stellen of er beletselen waren tegen het huwelijk, bijvoorbeeld omdat een van beide partners al getrouwd was. Aanetje was waarschijnlijk niet eerder getrouwd; zij overleed in 1783, en moet dus (erg) jong geweest zijn toen zij en Hendrik trouwden. Hendrik overleed in 1751 en hij zou dus ouder geweest kunnen zijn dan Annetje.
Annetje was een maand of acht in verwachting toen zij trouwden.

In; "Gerecht Wassenaar” wordt op 9 april 1724 vervolgens vermeld:

"Een betoog gegeven voor Hendrik Hollander J.M. als bruydegom ter Eenre met Annetje van Verhoeven J.Dr. als bruyt ter andere zijde, beyde woonagtig alhier onder Wassenaar op den huyse van Raep­horst om  in Den Hage ofte Elders te trouwen en zijnde gebooden alhier aangeteekent. Actim ..."

In het archief van ’s-Gravenhage werd gevonden dat op 9 april 1724, dezelfe datum als op het "betoog" uit Wassenaar, het huwelijk werd gesloten tussen (onder meer) Hendrik Hollander en Annetje van Verhoeven, in de “Duitsche Kerk” . De gereformeerde kerk was staatskerk en trouwen in de gereformeerde kerk stond gelijk aan - wat wij nu noemen - trouwen voor de wet.

Dito Henrick Hollander j:m: van Wassenaer met Annetie van Verhoeven
van Wassenaer en wonende aldaer.


In deze akte wordt bij zowel Hendrik als Annetje geschreven dat zij “van Wassenaer” zijn, hetgeen de gebruikelijke notitie is voor de geboorteplaats. Zoals reeds vermeld is, zijn er in Wassenaar echter geen bewijzen gevonden van de geboortes van Hendrik of Annetje.
Het blijft onduidelijk waarom Hendrik en Annetje in Den Haag wilden of moesten trouwen. In ieder geval was het “betoog” een bevestiging vanuit Wassenaar dat er drie afkondigingen hadden plaatsgevonden en dat er geen beletselen waren om het huwelijk te sluiten.

De “Duitsche Kerk” was gelegen aan het Noordeinde en is op onderstaande kaart uit 1747 aangegeven met nr. 14 met als toelichting: “Engelse en Hoogduitse kerk”. 

De kerk komt ook voor op een kaart uit 1570. Bij een reconstructie van deze kaart in 1681 staat de kerk vermeld als ‘Cappel van 't Sacraments Gildenhuys' (de latere Engelse en/of Hoogduitse kerk). Bij een gravure + ets uit 1730, vervaardigd door J.C. Philips naar Gerrit van Giessen, staat de kerk genoemd als “De voormalige kapel van het gasthuis van het Sacramentsgilde, in gebruik als Engelse kerk sinds 1595 (1626 e.v. tevens kerk voor de Hoogduitse gemeente).  Op een kaart uit 1830 staat de bewuste kerk vermeld als 'Voormaalige Engelsche Kerk'.

 

De Hoogduitse kerk in het Noordeinde, 1768
(prenten van oud-Den Haag, vervaardiger onbekend)

 

Op 16 april 1724 wordt in de Rooms-katholieke kerk van Wassenaar het kerkelijk huwelijk gesloten.

1724, 16 april Contraxêre Hendrik de Hollander met Anna Verhoef.
Marij Aris ende Cnelia Martens, testes.

Contraxere = hebben een huwelijk aangegaan
Testes = getuigen
(uitleg d.d. 22.4.1953 door Rijksarchief Den Haag)

Bij het kerkelijk huwelijk wordt gesproken over Hendrik de Hollander en Anna Verhoef.

 

Aankoop en verkoop onroerend goed door Hendrik Hollander

Op 7 november 1724, dus 7 maanden na het ‘Pro deo’ huwelijk, ... koopt Hendrik zijn eerste huis.

......en verschenen is Niesje de Gorder wedue en boedelhoudster van wijlen Jacob de Bardous zaliger, dewelke bekende volgens conditie en voorwaerden van dato den 31e October: 1724 in 't openbaer en ten overstaen van den Schout en twee Scheepenen van Wassenaer en Zuidwijk verkogt te hebben ende dienvolgende wel en wettelijk te transporteren ende in vollen vrijen eigendom over te geven, aen en ten behoeve van Hendrik hollander, Een huijs en Erve met een nieuwe Steene Schuur daer aan en al 't geene daer inne en aen ..erten nagelvast is, Staende en gelegen alhier in den dorpe van Wassenaer belent ten NoordOosten Cors Barte Remmerswael, ten Zuijt Oosten de Heere weg, ten Zuijt westen Dirk Cornelisse Santvliet, en ten Noortwesten de Ooststraat, sijnde belast met een Custingbrief ter Somme van een Duijsent gulden ten behoeve van Theodoris van velthuijsen van dato den 30 ste September:1723, voorts zijnde onbelast.. . . . . . . . . . . . . . . . . . bekent zij Comparante van deze Coop en opdragte al wel vergenoegt voldaen en betaelt te zijn den laesten Penning met den Eersten en dat met een somme van tweehonderdt vijfentseventig guldens boven voornoemde belasting van eenduijsent guldens en stuiver?? aen Rantsoen van de gulden vrijgelt gereet, in kennisse der waerheijt Soo hebbe ik Baljuw en Schout ...etc....etc.....

Hendrik kocht de woning van Niesje de Gorder, weduwe van Jacob de Bardous, uit de scheiding van de boedel van wijlen Johan Diedrik Heust.
In 1724 zou er een financiële transactie tussen haar en Hendrik Hollander hebben plaatsgevonden, zijnde het afsluiten van een lening door Hendrik Hollander voor een bedrag van 295 guldens (Informatie van RvS-Oz). Hendrik Hollander koopt dus het huis voor 1275 guldens met daarop een schuld van duizend gulden, en sluit tegelijkertijd een lening af voor een bedrag van 295 guldens.


Op 15 mei 1725 passeert de volgende akte, waarin Hendrik samen met Cornelis van der Clugt een boerderij met 36 morgen land koopt.

Wij Johannes van Gijbelant Bailliuw en Schout Claes Claesse van der Son en Claes Janse Langevelt Scheepenen der Baronnije van Wassenaer en Zuijdwijk bekennen dat voor ons in Eijgener persoon gekompareert en verscheenen Pieter Maertense Sollevelt dewelke bekende volgens Conditien en Voorwaerden van dato den 12e januari 17 vijfentwintig in ’t openbaer en ten overstaen van den Schout en twee Scheepenen van Wassenaer en Zuijdwijk verkogt te hebben, ende dien volgende wel en wettelijk te transporteeren ende in vollen vrije Eijgendom over te geven bij desen aan en ten behoeven van Hendrik Hollander en Cornelis Claesse van der Clugt Een wooninge bestaende in een woon, Bouwhuijs, Stallinge, Schuur, Hooijbergen ende Erve met eenige partijen soo weij, hooij als Teelland ’t Samen groot omtrent dertig merge en nog omtrent ses merge twee hondt vijf en ’t sestig Roeden Geestlant off Klingen genaemt De Stoepwooninge ofte Kleijn Haesbroek, staende ende gelegen alle aender anderen in den Ambagte van Zuijdwijk onder den Banne van Wassenaer belent ten Noordt Oosten ’t Hofje van Hoogelande, ten Zuijt Oosten de Zeilwateringe ende Weduwe Thomas De Bije, ten Zuijtwesten de gemelde Weduwe De Bije, en ten Noord Westen de Heereweg,  loopende door de Duijnen, ende dat op de Caerte Figuratief bij de Lantmeeter Simon Tol daer van gemaekt, sijnde vrij ende onbelast niets daer op staende dan den Heer Sijn Regt, wijders met soodanige . . . . .
. . . hij Comparant van deese Coop en opdragte al wel vergenoegt voldaen en betaelt te sijn den laetsten penning met den Eersten en dat met een Somme van agtienhondert guldens en een stuijver aan Rantsoen van de gulden der uijtgeloofde Cooppenningen vrij gelt gereet, . . . .

Het totale oppervlak bedraagt ongeveer 26 hectare.
De Stoepwoning komt al in de 17e eeuw voor als de naam voor een boerderij die waarschijnlijk lag in de buurt van een oude dam of weg, de Stoupwech, lopend door een drassig veengebied, en die twee strandwallen (brede zandruggen) met elkaar verbond. In 1931 werd deze "wech" de naam Stoeplaan gegeven. In het huidige Wassenaar sluit de Stoeplaan aan op de Groot Haesbroeklaan.
Net als de naam “Kleijn Haesbroek” duidt ook deze naam er op dat het een moerasachtig gebied was, want “broek” betekent onder meer “drassig (veen)gebied / moeras.

Hiernaast is op een kaart van Rijnland uit 1678 (in 1746 bijgewerkt) globaal aangegeven waar Klein Haesbroek ongeveer gelegen moet hebben.
De Corte Kerckdam komt ongeveer overeen met de ligging van de huidige Rust en Vreugdlaan. De weg links van Klein Haesbroek is de Heerweg; de huidige Schouwweg. De Stoupwech ligt onder in het kaartje.
De Stoepwoning zou dan de boerderij zijn linksonder in het blauwe vlak.

 

 

Door op het kaartje te klikken verschijnt een grotere kaart van het oude Wassenaar, uit 1746, waar tevens het dorp Wassenaer en het Huys te Raephorst te vinden zijn.

Op de onderstaande plattegrond van het huidige Wassenaar staat de waarschijnlijke ligging van Kleijn Haesbroek in blauw aangegeven met de belendingen die in de koopakte genoemd worden: ‘t Hofje van Hoogelande, de Zeijl wateringe (de Zijl), de "Heerweg loopende door de Duijnen", die nu Schouweg heet, en een inschatting van de lokatie van het eigendom van Weduwe de Bije. De Stoeplaan, de vroegere Stoup Wech ligt aan de linker zijde van de plattegrond.

;


In een boek met een beschrijving over Kasteel Oud Wassenaar is het volgende te vinden over Kleijn HaesbroeK:

"Op de plaats van het tegenwoordige kasteel, waarschijnlijk iets meer westelijk, lag in 1679 de boerderij “De Astopwoning of Kleyn Haesbroek”, tot 6 december van dat jaar eigendom van juffrouw Suzanna Charlotte Gallij de Brais. De boerderij was gelegen aan de Stoep (nu Stoeplaan), net als de Lange Kerkdam en de Korte Kerkdam (de huidige Rust en Vreugdlaan) een middeleeuwse dam die, een drassig veengebied doorsnijdend, twee hoge strandwallen met elkaar verbond. Op zo’n strandwal stond boerderij Kleijn Haesbroek, wiens bewoner zijn akkertjes op de strandwal bewerkte en zijn vee op de lager gelegen veengronden liet grazen.
De geschiedenis van Kleyn Haesbroek is een weinig ingewikkeld, niet in de laatste plaats doordat er twee boerderijen met deze naam bestonden.
De andere Kleyn Haesbroek lag even ten noorden van de buitenplaats Groot Haesbroek.
....
Laten we nu terugkeren naar de eerste boerderij Kleyn Haesbroek, gelegen op de plaats van het latere Oud Wassenaar. In 1679 verkocht Suzanna Gallij de Brais deze boerenwoning aan Mr. Jacob Deijm, advocaat voor het Hof van Holland. Na diens overlijden wordt de boerderij, die dan “de Stoepwooninge of Cleijn Haasbroek” wordt genoemd, op 6 maart 1704 openbaar verkocht. Eigenaar wordt Pieter Maartensz Sollevelt, die op zijn beurt “de Stoepwooninge of Cleijn Haasbroek” in 1725 verkoopt aan de heren Hendrik Hollander en Cornelis Claesse van der Clugt. Na enige overgangen komt de boerderij in 1751 aan de Leidschendamse houtzaagmolenaar Gosewijn van Dijk. Tenslotte verkoopt Gosewijn van Dijk het boerderijtje in 1764 aan de advocaat Mr. Gerrit Hoijer en de procureur van het Hof van Holland, Paulus Hoijer van Brakel. Het zijn Mr. Gerrit Hoijer en Paulus Hoijer van Brakel, die naast de boerderij een fraai herenhuis doen bouwen, dat zij de naam “Snippestein” geven. Al spoedig worden maatregelen getroffen om het grondgebied van deze nieuwe buitenplaats duidelijk af te bakenen. In februari 1765 sluiten de eigenaars van Snippestein en de eigenaar van de ernaast gelegen buitenplaats Groot Haesebroek, de heer Jacob C.M. Rademacher een overeenkomst waarin wordt bepaald dat de grens tussen de beide buitenplaatsen, die oorspronkelijk werd gevormd door de “Schouwbare weg”, voortaan wordt aangegeven door houten grenspalen.
De naam Snippestein voldeed blijkbaar niet, want na enkele jaren werd de buitenplaats herdoopt in “Hoogwoude”. Wij zien deze naam het eerst genoemd in het jaar 1772.
In 1787, wordt de buitenplaats Hoogwoude gekocht door Mr. C.J. de Lange van Wijngaarden."

Ook de volgende informatie, komt vermoedelijk uit dit zelfde boek:

" De Achterweg is een onderdeel van een langgerekt stelsel van wegen beginnende bij de Buurtweg en overgaande in de Schouwweg en Kerkstraat om via de Achterweg door te lopen naar de Oostdorperweg.
Vroeger werd deze weg volgens de archiefstukken ook wel Heerweg genoemd, alsook “de Buyrweg” (1584) en de “Schouwbare weg” (1768). De naam Achterweg komen we al tegen in 1648 (“Achter ofte Heerwech”) en in 1772 (“Agterweg”).
Zeer vermoedelijk werd het toenmalige pad, waarlangs weinig bebouwing lag, zo genoemd omdat het liep langs de achtererven van de wel bebouwde Schoolstraat (Ooststraat)."

Uit de informatie over de Achterweg die hiervoor reeds is gegeven, is ook af te leiden dat de “Schoolstraat” vroeger “Ooststraat” heette en aan de “Ooststraat” lag de woning van Niesje de Gorder.
De Schoolstraat, oorspronkelijk Ooststraat genoemd, loopt van het Plein naar de Oostdorperweg. De Schoolstraat is vernoemd naar de scholen die hier van oudsher waren gevestigd.

Op 11 mei 1728 koopt Hendrik Hollander van de vertegenwoordigers en voogden van de boedel van wijlen Cornelis Janse Sonneveld een huis gelegen in ’t dorp Wassenaar aan de driesprong.
Het huis belent ten Oosten aan deze driesprong van Wassenaar, ten Zuiden aan de Heereweg, ten Westen aan Cors Barte Remmerswaal en ten Noorden aan de Steenstraat. Hij koopt het huis voor 750 gulden, 250 gulden contant, en de rest met een custingbrief van 500 guldens.
De custingbrief te betalen in twee termijnen. Eerste termijn: primo Meij 1729, tweede termijn: primo 1730. De rente berdraagt 4 gulden ten honderd per jaar.
Deze custingbrief of schuldbekentenis aan de erfgenamen van wijlen Cornelis Janse Sonneveld is door Hendrik Hollander afgelost op 2 februari 1730.
(Informatie van NK)

Volgens Ton Bredero, die bij uitstek bekend is met de genealogie van Wassenaarse Families, is de Steenstraat een benaming van de Suijdstraat, die nu Langstraat heet. De huidige Langstraat loopt van het Plein door tot de Gravestraat.
De Suijtstraat liep vroeger vanaf het plein tot aan de haven (nu de Molenstraat) en het huidige Tuinpad loopt daaraan evenwijdig.
Volgens een akte gedateerd 7 januari 1661 werd vastgelegd, dat een aantal aanwonenden van de Steenstrat niet in staat waren om “de kapitale voldoening van hun bedrag tot betaling van de voorsz. Steenstraat 16 gulden op elke roe” te kunnen voldoen, dat zij mogen volstaan met een eeuwigdurende jaarlijkse rente van 2,2% en daarvoor hypotheek verlenen op hun woning. Vermoedelijk betrof het het deel van de Steenstraat (= Langestraat) tussen het Plein en de Achterweg.

In gedachten houdend dat “De Heereweg” een van de namen was die in die tijd gebruikt werd voor “De Achterweg” (welke dus niet de huidige Herenweg is), zijn op de huidige  plattegrond de genoemde straten terug te vinden. De naam “Langestraat” staat niet vermeld maar dit is de straat in het verlengde van de “Lange Kerkdam”.
Waar “De Driesprong” dan gelegen moet hebben is niet met zekekerheid te zeggen. Misschien was het het huidige “Plein”.

 

Op 27 januari 1730 vindt de volgende transactie plaats:

Compareerde ter Secretarije van Wassenaer en Zuijdwijk Hendrik Hollander de welke bekende aangegeven en verkogt te hebben aan en ten behoeve van Theodorus van Velthuijsen die ook bekent aangegevn en gekogt te hebben Een huijs en Erve Staande ende gelegen alhier in den Dorpe van Wassenaer in de Ooststraat belent ten Noort Oosten, en Zuijtoosten De Heereweg, ten Zuijtwesten Cors Barte Remmerswaal en Noortwesten De Ooststraat sijnde vrij ende onbelast niets daar op staande dan den heer sijn Regt wijders met soodanigen Servituijden vrijdommen en geregtigheden als de oude brieven daarvan sijnde medebrengen de jongste van die in dato den ... om een somme van negenhondert guldens vrij gelt te betalen met het doen van den opdragt gereet de selve te doen met de Eerste gelegentheijt.
Actum Wassenaer den 27e januarij 1730

... en ondertekend door Hendrik Hollander in eigen persoon:

Met de opbrengst van deze verkoop heeft Hendrik Hollander waarschijnlijk de schuld aan de erfgenamen van Cornelis Janse Sonneveld voldaan.

Dit is waarschijnlijk niet het huis dat Hendrik Hollander in 1724 kocht van Niesje de Gorder. Tussen beide huizen ligt namelijk het eigendom van Cors Barte Remmerswaal.
Het is waarschijnlijk het huis dat hij van de erfgenamen van Cornelis Janse Sonneveld heeft gekocht, maar wegens een andere orientatie van de belendingen, is dit niet met zekerheid te zeggen.

Op 2 februari 1730 leent Hendrik Hollander van bovengenoemde Theodorus van Velthuijsen een som geld van 800 guldens, waarvoor hij betaalt een interesse van 4 gulden per honderd per jaar.
De leensom is niet op te zeggen binnen een tijd van 8 jaren, mits alle renten en aflos­sing­en op tijd worden voldaan. Als zekerheid geeft Hendrik Hollander in onderpand: de halve woning, genaamd De Stoepwoninge ofwel Kleijn Haesbroek, bestaande uit een woon‑ en bouwhuis, stallinge, schuren en hooibergen en het erf, met daar­bij enige partijen wei‑, hooi‑ en teelland, samen groot omtrent 30 mergen plus nog eens 6 mergen, 2 hond en 65 roeden geestland.
Deze lening is door Hendrik afgelost op 5 december 1743 en de akte in het protocol is door de Baljuw doorgehaald op 8 Juni 1748. (Bron: NK).


Op 26 oktober 1736...

Compareerde ter Secretarije van Wassenaer en Zuijdwijk Cornelis van der Clugt dewelke bekent aan te geven en verkogt te hebben aan Hendrik Hollander die ook bekent aan te geven en gekogt te hebben de helft van een wooning staande ende gelegen in den ambagte van Zuijdwijk onder den Banne van Wassenaer, om een Somme van duijsent guldens te betalen bij ’t  doen van de opdragt gereet de Selve te doen met de Eersten gelegentheijt
Actum den 26e october 1736.

Dit merk selfs gestelt bij Cornelis Claasse van der Clugt (het kruisje) en Hendrik Hollander (met zijn naam).

   en direct hierop aansluitend....

Compareerde ter Secretarije van Wassenaer en Zuijdwijk Hendrik Hollander dewelke bekent aan te geven en verkogt te hebben aan en ten behoeve van Vrouwe Johanna Lucia van Meel, Een boerewooning met sijn aanhoorige landen gelegen in Zuijdwijk om de Somme van twee duijsent guldens vrij gelt gereet, den opdragt te doen met de Eerste gelegentheijt
Actum den 26e october 1736.

Jan Duclos tekent in opdracht van Vrouwe Johanna Lucia Meel.
Hendrik Hollander ondertekent zelf.

Dit heeft ongetwijfeld betrekking op “Kleijn Haesbroek”.
Eerst verkoopt Van der Clugt zijn deel aan Hendrik Hollander en vervolgens verkoopt Hendrik Hollander het geheel aan Vrouwe Van der Meel.
Mogelijk is deze constructie gekozen om administratieve redenen of wellicht in verband met betaling van de kosten die met aan- en verkoop samenhingen.

Op 6 augustus 1737 passeert in Wassenaar de volgende akte:

Wij Joan Gijbelant Balliuw en Schout Doc Verbaan en Pieter Crijnen Vlaming Scheepenen der Baronnije van Wassenaer en Zuijdwijk bekennen dat voor ons in Eijgener Persoon gekompareert en verscheenen is, Vrouwe Margareta Cecilia Munter Gravinne Douariere van Cadogan Vrouwe van Zanen, Raaphorst enz(?) verklaarende de Comparante in een Eeuwigdurende Erfpagt uijtgegeven te hebben, gelijk Sij doet bij desen aan en ten behoeve van Hendrik Hollander, ten desen Present ende de Selve uijtgifte accepterende, Seeker Erft ofte Stuk Geestlandt leggende omtrent het huijs Den Nieuwen Deijl en gehoorende onder de Heerlijke Hofstadt van Raaphorst lang tien Roede ende breet drie Roe(de) belent ten Oosten een Gedeelte van den Gildacker, ten westen de huijsinge van Lijsbet Cornelisse Hillenaer weduwe wijlen Leendert Gerritse Vinkesteijn, ten zuijden de duijne of geestlandt van den Huijse van Raaphorst, ten Noorden den Heereweg ten halve. Den Erfpachter sal dese Erfpagt noijt mogen abandonneeren, om wat redenen ’t selve zoude mogen sijn, maar sal bij wanbetaling van Drie jaren van de bedonge Erfpagt verbeuren de verbetringe van de Timmerasie die door hem daar op sullen sijn gestelt,sonder dat de Eijgenaar gehouden…..  

IHet in erfpacht verkregen stuk grond had een oppervlakte van 30 (vierkante) roeden, oftewel ongeveer 425 m2. De pachtsom bedroeg jaarlijks twintig stuivers, ingaande op 15 mei 1737.

Direct hierop werd een akte opgesteld, waarin de voorwaarden worden vastgelegd betreffende een lening van 335 gulden door Hendrik Hollander van Abram Tuerluer de jonge en Barent Hellemert, “ter saake van een nog te makene nieuwe huijsinge volgens het bestek daar van sijnde, op een stuk landt groot omtrent dertig roede, hem comparant in erfpagt uijtgegeven door Melaidi Cadogan, vrouwe van Raaphorst van dato den 6de augustus 1737”.

Gezien de vele doorhalingen en verbeteringen waren de onderhandelingen over deze lening nog niet helemaal afgerond en uiteindelijk wordt dan ook naast deze akte vermeld: “NB Dese niet gepasseert, dus alhier gerooijeert”.

Op 9 december 1737 passeert voor Baljuw, Schout en Schepenen van Wassenaar en Zuijdwijk wel een akte waarin vastgelegd wordt, dat Hendrik Hollander bekende “bij desen wel en deugdelijk schuldig te weesen aan en ten behoeve van Grietje van Zeijl, weduwe van Gerrit Doesburg of desselfs Regtverkrijgende, in goeden gangbaren Gelde de Somme van vijfhonderd guldens” tegen een rentepercentage van “vier gulden van ’t honderd” en een jaarlijkse aflossing van vijftig guldens.

Hendrik Hollander....

verklaart te hebben verbonden gelijk hij verbint bij desen, wel specialijk sijn Nieuwgetimmerde huijs en Erve staande en gelegen in de Baronnije van Wassenaer aan den nieuwen Deijl, belent ten Noord Oosten een gedeelte van den Gildtacker, ten Zuijt Oosten de Duijnen of Geestlanden van den huijse van Raaphorst, ten Zuitwesten de huijsinge van de weduwe Leendert Gerritse Vinkesteijn en ten Noordwesten de Heereweg ten halven..  

Ondanks de enigszins afwijkende oriëntatie, is het duidelijk dat Hendrik Hollander op het in erfpacht verkregen gebied een huis heeft gebouwd.
Op 25 januari 1770 wordt de betreffende hypotheekakte “geroijeert en de franchijne doorsneden en ontzegeld”, .... “ingevolge de quitantie staende op de Origineelen dezes”.
Deze kwitantie luidt, dat Maria Doesburg, weduwe van Klaas Perck, als erfgename en Testamento van Grietje van Zijl, verklaart zowel “over Capitaal als Intresten bij accord voldaan en betaald te sijn, met een Somma van Een hondert vier en Seeventig Guldens”. Deze verklaring wordt op 21 januari 1770 gedaan en ondertekend door Anna Maria Doesburgh, weduwe van Klaas Perck.
Opvallend is, dat pas in 1770 verklaard wordt dat de schuld vereffend is, terwijl de bewuste schuld al in 1747 afgelost had moeten zijn.

Niet bekend is, of er een relatie is tussen Gerrit Doesburg, Grietje van Zeijl en (Anna) Maria Doesburg met Dingena Christina van Doesburg, de eerste vrouw van Jan (de) Hollander, zoon van Hendrik Hollander.


Op 11 juli 1745 verkoopt Hendrik Hollander aan Hannes v.d. Hoeven een huis gelegen in 't dorp Wassenaar in de Ooststraat, belendend Zuidwesten van Evert Sommer, Noordoosten van Cors Barte Remmerswaal, Noordwesten van de Ooststraat en Zuidoosten van de Achterweg, voor de somma van  430 guldens. (Bron: NK).
Gezien de belendingen is dit het huis dat in 1724 gekocht werd van Niesje de Gorder.
Evert Sommer is inmiddels eigenaar geworden van het belendende perceel, dat eerder in bezit was van Dirk Cornelisse Santvliet.


Met de verkoop van het huis aan Hannes van der Hoeven, is er een eind gekomen aan het bezit van onroerend goed van Hendrik Hollander. Het huis van Niesje de Gorder heeft hij daarbij het langst in zijn bezit gehouden, zelfs terwijl zijn huis op het in erfpacht verkregen goed klaar was.
Aangenomen wordt, dat Hendrik en Annetje na hun trouwen van de Raephorst vertrokken zijn en in het huis van Niesje de Gorder zijn gaan wonen. Of zij ooit in “Kleijn Haesbroek” gewoond hebben is niet bekend. Misschien was Hendrik alleen geïnteresseerd in het land. Verder wordt aangenomen dat zij in 1737 zijn gaan wonen, in hun nieuwgetimmerde woning aan de Nieuwe Deijl.

Waarom hield Hendrik de woning van Niesje de Gorder in bezit, terwijl hij er zelf niet in woonde. Wie woonde er dan wel in?

Alle aan- en verkopen op een rijtje:

Datum

Onroerend goed

Aankoopsom

Verkoopsom

07-11-1724

Huis van Niesje de Gorder

1.275,00

 

15-05-1725

De helft van “Kleijn Haesbroek”

900,00

 

11-05-1728

Huis van wijlen Cornelis Janse Sonneveld

750,00

 

27-01-1730

Huis van wijlen Cornelis Janse Sonneveld

 

900,00

26-10-1736

De helft van “Kleijn Haesbroek”

1.000,00

 

26-10-1736

“Kleijn Haesbroek” in zijn geheel

 

2.000,00

11-07-1745

Huis van Niesje de Gorder

 

430,00

Totalen

3.925,00

3.330,00

Het ziet er dus niet naar uit dat Hendrik en Annetje rijk geworden zijn door het aan- en verkopen van onroerend goed.
Dat Annetje het na het overlijden van Hendrik niet breed had, blijkt uit de volgende verklaring, afgelegd op 14 maart 1753.

Compareerde als voren Annetje Verhoeven, weduwe Hendrik Hollander, dewelke verklaerde onvermogend te zijn, omme aen haer twee minderjarige kinderen, Dirk oud 18 en Hermanus oud 17 Jaeren, eenig bewijs te konnen doen, belovende nogtans de voornoemde haere kinderen nae haer vermogen te sullen onderhouden in kost, drank, kleeding en Reeding, tot den ouderdom van 25 jaeren, eerder huwelijken of anderen geappriceerden staat, Actum...

Dit merk is gesteld bij de weduwe Hendrik Hollander

Het niet kunne doen van "Bewijs", in dit verband, betekent dat Annetje niet in staat was om een rente of hypotheek te vestigen op onroerend goed, om Dirk en Hermanus hun kindsdeel uit te betalen.

Een testament van Hendrik of Annetje en een boedelscheidings akte na hun overlijden, zijn tot nu toe niet gevonden, ofschoon het huis aan de Deijl nog wel in het bezit was van Annetje, na Hendriks overlijden. Dit huis blijkt later in het bezit te zijn van zoon Arij.